Livres édités - 1er chapitre

De schuchterheidszoom

Nouvelle retenue, avec cession des droits, par l’éditeur SHORT-EDITION.COM et présente, dans sa version néerlandaise, dans 2 distributeurs d’histoires courtes (Ultrecht et Zutphen)

Version en français

Version en anglais

Version en allemand

Mevrouw, ik moet u iets bekennen. Al te lang heb ik mijn gevoelens verzwegen, maar het dient nergens toe ze te onderdrukken als ik voortdurend door hun kracht uit het lood word geslagen. Ik dacht niet dat ik ze ooit zou onthullen omdat er geen oplossing is. U hebt uw leven en ik dat van mij. We zijn allebei gelukkig met ons eigen bestaan. Waarom zou ik een storm veroorzaken, waarom zou ik u een glimp laten ontwaren van een ander mogelijk bestaan als we allebei weten dat we het pad van de wijsheid hebben gekozen? Jazeker, dat kan er vrij kleurloos uitzien in vergelijking met de waanzin van de hartstocht, maar we hebben voldoende levenservaring om te weten dat je op de top van een vulkaan niets kunt bouwen.


Maar misschien maak ik me illusies en schrijf ik u een innerlijk leven toe dat alleen in mijn dromen bestaat. Misschien verbaast u zich over mijn woorden, voelt u zich geschokt door mijn gevoelens, u die alleen vriendschap zag waar ik overtuigd was van een gedeelde liefde. Neem het me in dat geval niet kwalijk, wijs me niet af! Beschouw ze alleen als symptomen van een dwaling. Ik durf te hopen dat u me in al uw scherpzinnigheid mijn schaamteloze vertoon zult vergeven.


Mevrouw, ik moet u iets bekennen. Zodra ik u zag, wist ik meteen dat u me nooit onverschillig zou laten. Wat is het geheim van dit onmiddellijke inzicht? Een manier van zijn die doet denken aan de verborgen herinneringen van de kindertijd? De onophoudelijke zoektocht naar een vrouwelijk ideaal, gebaseerd op de moederfiguur of de herinnering aan mijn eerste emoties? Of een veel prozaïscher proces als een geur of het onbewuste mechanisme van een goede genetische overeenstemming? Zodra ik u zag lopen, met uw jeugdige tred, uw ranke lichaam en uw rechtstreekse blik – een glanzende blik, die openstaat voor de ander – wist ik dat ik zou bezwijken.


O het was een langzaam, ondergronds proces, maar het heeft zijn spoor getrokken en het werd gevoed door al die onbeduidende momenten in uw aanwezigheid. De maanden, wie weet misschien wel de jaren zijn verstreken, en er moest ooit een dag komen dat we ophielden elkaar voorbij te lopen, dat we met elkaar praatten en elkaar ontdekten, dat er een paar banale zinnen werden uitgewisseld – het begin van een vriendschap.


Mevrouw, ik moet u iets bekennen. Die avond, toen u in het licht zat, geenszins gehinderd door de stralen van de ondergaande zon, ben ik overstag gegaan. Merkte u hoe beschroomd ik was toen ik me verstopte in de beschermende schaduw van de langszij scherende zon? Ik, die gewoonlijk zo welbespraakt ben, was zo in de war dat ik geen gesprek met u kon voeren. Hebt u gezien hoe verlegen ik was, hoe slecht ik uit mijn woorden raakte? Zoals het hier geschreven staat, lijkt het een cliché, maar het was exact wat ik voelde: ik was sprakeloos. Verblind door uw uitstraling. Die indruk was zo sterk dat uw beeld diep in mijn geheugen werd gegrift. Uw ogen die door een discrete maquillage oplichtten en groter werden. Uw warrige haar met zijn lokken in een zachtere nuance. Uw warme teint die door een paar sproetjes werd opgehoogd. Uw gereserveerde, haast raadselachtige en mogelijk ietwat spottende glimlach. Uw blote schouders in de warme zomeravond. U wendde uw ogen niet van me af, u wachtte op mijn reactie en ik moest de betovering verbreken, waardoor ik verlamd werd. We zaten allebei in onze bubbel, we waren ons amper bewust van de gesprekken van onze buren, wisselden vol vertrouwen intieme woorden uit alsof we oude geliefden waren en er voor ons geen taboes bestonden… Toen ik u in de koele nacht moest verlaten, voelde ik me verscheurd.


Het hoogtepunt van die gelukzalige avond werd nooit geëvenaard. Onze gesprekken zijn achtelozer, nu eens triviaal, dan weer hartelijk, nu eens afstandelijk, dan weer innig. Vaak heb ik geprobeerd u in uw eentje te ontmoeten omdat ik wilde weten wat in uw binnenste, in uw hart, in uw hoofd verborgen zit, maar altijd wist u te ontsnappen. En toen ik, afgemat van mijn vele onbeantwoorde initiatieven, op het punt stond op te geven en mijn zoektocht te staken, moedigde u me opeens weer aan met een stralende glimlach, een warme blik, een handgebaar.


Mevrouw, ik moet u iets bekennen. Ik weet dat we elkaar hebben herkend, dat we gemaakt zijn uit dezelfde stof van dromen. Dat we in onze woorden, in ons hoofd wonen. Dat onze innerlijke wereld veel weidser is dan de drie dimensies waardoor ons lichaam wordt afgebakend. Dat we geroerd worden door dezelfde schoonheid, dezelfde emoties. Dat we uit hetzelfde hout van hersenschimmen zijn gesneden. Ik weet dat dit gevoel elkaar toe te behoren ons overstijgt en dat onze wezenlijke banden zullen blijven bestaan. Ten slotte weet ik dat u veel wijzer bent dan ik, dat u hebt aanvaard dat onze liefde in dit leven niet beleefd kan worden en dat we slechts het schuim ervan kunnen strelen.


Mevrouw, ik moet u iets bekennen. We zijn uit hetzelfde hout van de feeën gesneden. We zijn als bomen die broederlijk naast elkaar opschieten in het bos. We groeien samen op, trekken ons sap uit dezelfde bodem op. We spreiden ons bladerdak steeds verder uit en toch raken onze takken elkaar nooit aan, blijft er steeds een luttele ruimte bestaan waar het zonlicht door glijdt, een lichte spleet tussen ons lover. Boswachters zijn vertrouwd met het vreemde fenomeen. Ze weten niet hoe het werkt, door middel van welk communicatiesysteem de bomen erin slagen op zo korte afstand van elkaar te staan zonder elkaar te raken, ze weten niet hoe het komt dat ze zich kunnen ontplooien en tegelijkertijd op een eerbiedige afstand van elkaar blijven. Ze hebben het verschijnsel een poëtische naam gegeven, ze hebben het over schuchterheidszomen.


Mevrouw, ik aanvaard dat er tussen ons een soortgelijke schuchterheidszoom moet bestaan. Ik aanvaard dat onze innige band een raadsel is voor onszelf en de anderen. Ik aanvaard dat die geheime liefde zich in onze hoofden nestelt. Ik aanvaard dat onze lichamen elkaar nooit zullen kennen. We zullen altijd even dicht bij elkaar blijven, maar zonder elkaar aan te raken, elkaar eerbiedigend, samen opschietend naar dezelfde zon.


Mevrouw, ik vraag u een enkele gunst.
Dat via deze schuchterheidszoom onze tedere gevoelens zich kunnen verspreiden.

— Traduite par Katelijne De Vuyst